Het instellen van veel parameters, die de bewerkingsstrategie definiëren van een werkstuk, gebeurt meestal in de Strategy pagina van het Operation parameters window. Onderstaand ziet u een voorbeeld van een Strategy pagina, in dit geval voor een Roughing waterline operation. Veel van deze parameters vindt u ook in de feature tree als u op het icoontje Strategy klikt (zie tweede afbeelding hieronder). In deze help file worden alle parameters behandeld die u tegen kunt komen in de Strategy pagina.
Milling type
Bij Milling type geeft u aan of meelopend of tegenlopend wilt frezen, of dat u beide toestaat.
Step parameters
Bij Step parameters geeft u de zijwaartse stapgrootte aan. De stapgrootte kan ingegeven worden als een absolute waarde, als percentage van de frees diameter of relatief ten opzichte van de toegestane scallop height, op de afbeelding hieronder ziet u wat scallop height inhoudt.
Stepover type
Stepover type definieert het het toolpad in ijlgang tussen twee freesbanen. Voor volume operations zoals bijvoorbeeld Waterline, Plane of Combine zijn er drie methodes, Retract/Approach, via Safeplane of On surface, in de derde afbeelding hieronder ziet u de verschillen.
Voor curve machining operations zoals bijvoorbeeld 2D contouring zijn er ook drie mogelijkheden, Via safe plane, Via Z en Around workpiece. hieronder ziet u hoe dit eruit ziet tijdens het frezen.
Roll type
Roll type definieert of u alleen surfaces, surfaces inclusief edges of surfaces beperkt door het model wilt bewerken bij het gebruik van volume machining finishing operations, zoals waterline, plane en combine.
Hieronder ziet u hoe het freesbeeld eruit ziet van deze drie instellingen.
Surface slope
Bij Surface slope kunt u door het instellen van de hellingshoek bepalen welk gedeelte van het oppervlak bewerkt moet worden bij finishing operations. U doet dit door de minimum en maximum hoek ten opzichte van de Z-as te verschuiven (zie afbeelding hieronder).
Het is duidelijk dat de Plane machining methode ideaal is als de te bewerken oppervlakken dichter bij horizontaal liggen, en Waterline machining geeft de beste resultaten als de te bewerken oppervlakken dichter bij verticaal liggen. hieronder ziet u hoe het freesbeeld eruit ziet zonder begrenzingen, begrenzing van 0 tot 45 graden en van 30 tot 60 graden.
Hiernaast ziet u een voorbeeld van een product dat nabewerkt is met behulp van Waterline en Plane finishing operations. De Plane operation bewerkt oppervakken met een hellingshoek tussen 0 en 45 graden, en de Waterline operation bewerkt oppervakken met een hellingshoek tussen 45 en 90 graden. Deze instellingen zijn standaard voor de Complex finishing operation.
Frontal angle
Frontal angle in Plane en Drive finishing operations begrenst de te bewerken oppervlakken afhankelijk van de hoek van het oppervlak van het model ten opzichte van de verspaningsrichting. De hoogte van het restmateriaal tussen de aangrenzende freesbanen tijdens Plane machining hangt het meest af van de hoek van het oppervlak van het model ten opzichte van de verspaningsrichting. Hier geldt in de meeste gevallen, hoe kleiner de hoek des te minder restmateriaal. In de afbeelding hieronder ziet u in het bovenaanzicht van een frees de frontal angle ten opzichte van de verspaningsrichting aangegeven. In de afbeeldingen ernaast ziet u de toolpaden bij Frontal angle instellingen van 90, 45 en 15 graden.
Hieronder ziet u de toolpaden van twee loodrecht op elkaar staande Plane operations met een Frontal angle van 45 graden.
Angle
Bij Plane operations kunt u bij Angle in het XY vlak de hoek instellen tussen het model en de verspaningsrichting (zie afbeelding hieronder).
Descent type
Descent type definieert de strategie voor de Z bewegingen in de Roughing Plane en Roughing Drive operations. In deze operations is het mogelijk de bewegingen in de Z te begrenzen. De begrenzingen kunnen gebaseerd zijn op de eigenschappen van het snijgereedschap, of de hardheid van het uitgangsmateriaal waardoor het snijgereedschap maar onder een beperkte hoek ten opzichte van de Z-as in het uitgangsmateriaal kan zakken. Hieronder ziet u de 4 instelmogelijkheden, Go up only, Max angle, Max angle with clear shadow en Without checking.
Machining direction
De Machining direction kan in de finishing Waterline en Combined operations van boven naar onder, of van onder naar boven ingesteld worden. Voor producten met vlakken dicht tegen verticaal is werken van boven naar onder aanbevolen, en voor producten met vlakken dicht tegen horizontaal kunt u beter voor werken van onder naar boven kiezen.
Bij sommige operations kan de bewerkingsrichting aangepast worden door de pijl op het werkstuk zoals in de afbeelding hieronder weergegeven vast te pakken en in de gewenste richting te draaien. U kunt ook de waarde achter Angle in de featuretree wijzigen en zo de bewerkingsrichting aanpassen, het resultaat is hetzelfde.
Machining type
Machining type in de Drive operations definieert de bewerkingsrichting ten opzichte van de geselecteerde curves in de Job assignment. Er zijn vijf instelmogelijkheden, On curve, Along curve, Along curve width, Across curve en Across curve width. In de afbeeldingen hieronder ziet u de bijbehorende toolpaden.
Upwards parameters
Als Upwards only geactiveerd is zal de frees op het werkstuk alleen bewegingen maken in Z+ en niet in Z-. Als de frees zoals u in de tweede afbeelding kunt zien op het hoogste punt is, zal deze via Safeplane terugtrekken, in ijlgang naar de buitenkant van het werkstuk gaan, en vanaf de andere kant het werkstuk weer gaan bewerken, tot hij weer op het hoogste punt is, deze strategie zal zich steeds herhalen. Als Upwards only niet geactiveerd is zal de frees zoals u op de eerste afbeelding ziet ook bewegingen op het werkstuk in Z- maken.
High speed cuts
High speed cuts worden gevormd door extra cirkels toe te voegen aan het Equidistant toolpad. De breedte en stapgrootte van de High speed cuts zijn afhankelijk van de gekozen modus.
Er zijn 4 instellingen mogelijk (zie afbeeldingen hieronder).
1 Do not use, er worden geen extra cirkels gevormd.
2 For islands removing only, in deze modus worden een minimaal aantal cirkels toegevoegd, de cirkel diameter is minimaal en genoeg om de eilanden te verwijderen de stapgrootte is gelijk aan de diameter van de frees.
3 With pocket step, deze modus garandeert een gelijkmatige belasting van het gereedschap, de stapgrootte is kleiner of gelijk aan de zijdelingse stapgrootte.
4 Reduce on cleanup, deze modus is gelijk aan de vorige modus, met dat verschil dat de stapgrootte in de hoeken gelijk is aan de nabewerkingsstap, dit om trillingen tegen te gaan.
Smoothing
De Smoothing functionaliteit is in de meeste operations beschikbaar. Door een radius te programmeren in de hoeken van het werkstuk zorgt u ervoor dat er minder trillingen ontstaan, tevens werkt het sneller omdat de frees niet steeds stilstaat in de hoeken.
De 2D contouring operation heeft naast de mogelijkheid om een inwendige radius, ook een uitwendige radius te programmeren.
Als de hoeken zonder afronding geprogrammeerd zijn zal de machine voor een hoek steeds afremmen, even stilstaan, en weer accelereren. Dit kost heel veel tijd en geeft veel kans op trillingen, wat weer schadelijk kan zijn voor het eindproduct en het gereedschap. Hieronder ziet u dit weergegeven, in de derde afbeelding ziet u een product waarbij deze functie goed toepasbaar is.
Hole parameters
Als u Hole capping bij Hole parameters activeert kunt u zorgen dat SprutCAM gaten niet bewerkt tijdens een operation. Als u bij Dimension bijvoorbeeld 5 invult zullen alle gaten van 5 mm en kleiner genegeerd worden door SprutCAM. Hieronder ziet u wat het betekent voor het freesbeeld als Hole capping wel, en niet geactiveerd is.
3D toolpath
Als u Allow activeert bij 3D toolpath geeft u het systeem toestemming om een 3D toolpad te creëren in alle gebieden waar de frees niet bij kan op het huidige level.
Reverse direction
Als u Allow activeert bij 3D toolpath geeft u het systeem toestemming om een 3D toolpad te creëren in alle gebieden waar de frees niet bij kan op het huidige level.
Machining order
Bij Machining order heeft u twee instelmogelijkheden, werkvolgorde gebaseerd op contour of gebaseerd op diepte. Als u By cavities selecteert werkt SprutCAM alle vormholtes één voor één tot de bodem af, en als u By layers selecteert word alle vormholtes eerst tot een bepaalde diepte bewerkt (zie afbeeldingen hieronder).
Corner roll type
Corner roll type definieert de methode waarop uitwendige hoeken gerond worden in curve machining operations, zoals bijvoorbeeld 2D contouring. Er zijn in SprutCAM twee mogelijkheden om een hoek te ronden, By arc of By tangent. Als u By arc selecteert word er een radius in het toolpad gevoegd die gelijk is aan de offset van het toolpad (zie eerste afbeelding). Als u By tangent selecteert wordt het toolpad als het ware verlengt (zie tweede en derde afbeelding).
Idle parameter’s
Als u Minimization bij Idle parameter’s activeert wordt het aantal bewegingen dat nodig is om het werkstuk te bewerken tot een minimum beperkt.
Helical machining
Met Helical machining kunt u een 2D curve in een spiraalvorm in de Z bewerken. Waar u normaal in stappen in de Z het profiel afwerkt tot u op de gewenste diepte bent, zakt de frees met deze functie geactiveerd geleidelijk in een spiraal naar de gewenste diepte ( zie afbeelding hieronder). Als de frees op het diepste punt is kunt u de frees nog een keer het hele contour laten frezen op deze diepte om de frees te laten uitveren, Finish level. Daarnaast kunt u ook de spiraal vloeiend over laten lopen in deze finish pass, de waarde wordt aangegeven in een radius. de hoek van de spiraal is afhankelijk van de stapgrootte die u eerder ingevuld heeft.
Rough step parameters
Bij Rough step parameters kunt aangeven of u het werkstuk in meerdere stappen wilt voorbewerken, u kunt de breedte van het gebied aangeven bij Zone width, en bij step kunt u de zijdelingse stapgrootte aangeven in % van de frees diameter of absoluut in millimeters. Als u al een nabewerkingstoeslag gedefinieerd heeft houdt SprutCAM hier rekening mee (zie afbeelding hieronder)
Finishing parameters
Als u de frees wilt laten uitveren na het voorbewerken, kunt u Finish level activeren bij Finishing parameters, en een toeslag opgeven bij Cleanup stock, de laatste stap van de voorbewerkingscyclus is dan een hele kleine. U kunt de frees na iedere stap in de Z laten uitveren, maar u kunt er ook voor kiezen om dit alleen op het diepste punt te doen, u moet hiervoor Only at the bottom level activeren.
Approximate parameters
Als u Smooth by arcs activeert bij Approximate parameters worden alle overgangen tussen twee lijnstukken afgerond, bij Admissible deviation kunt u aangeven wat de toelaatbare afwijking mag zijn.
Machining strategy
In de standaard configuraties van SprutCAM heeft u bij Machining strategy twee keuzes, Equidistant of parallel. Als u voor parallel kiest kunt u ook de hoek van de toolpaden t.o.v. het werkstuk instellen. Naast Equidistant en parallel zijn er nog twee strategieën mogelijk, Adaptive en HPC. Voor deze twee strategieën zijn extra modules nodig.
Z step parameters
Als u bij Flat land finishing niet al het materiaal in één snede wilt verwijderen, kunt u bij Z step parameters Machine by layers activeren. Hier kunt u aangeven hoeveel millimeter in de Z u per laag wilt verwijderen, u kunt dit aangeven in % van de frees diameter of absoluut in millimeters.
Plunge height
Bij Plunge height kunt u aangeven vanaf welk punt de frees in voeding in de Z het materiaal binnendringt, plunge. Plunge houdt in de Z bewegingen van het gereedschap in voeding binnen het werkstuk, in de afbeeldingen hieronder ziet u dit weergegeven, de groene pijlen in de tweede afbeelding zijn de plunge.
Vanaf het vorige niveau
Vanaf het safe level
Vanaf het te bewerken vlak
Start pocketing
Bij Start pocketing kunt u aangeven of u buiten het werkstuk wilt starten met bewerken, of dat u van binnen naar buiten wilt werken.
Z cleanup parameters
Bij Z Cleanup parameters kunt u aangeven of u nabewerkingssnede wilt gebruiken, u moet dan Available aanvinken, en bij Cleanup height invullen hoe dik de nabewerkingssnede moet zijn.
Check geometry
Check geometry voor finishing operations. Deze operations houden niet standaard rekening met het restmateriaal en bewerken alle oppervlakken vanuit de Job assignment. Om de al bewerkte vlakken over te slaan, moet u Check workpiece aanvinken, of Check part en een dikte invullen.